
Marokko 2011
Mroko 2011.
We schrijven inmiddels woensdag 28 september. Vorige week donderdag zijn we, na een heerlijk tandartsbezoek, begonnen aan ons eerste woestijn‐avontuur. Via een truckshop in Hazeldonk (eindelijk een 24V ventilator gevonden!) hebben we onze eerste overnachting in de wildernis doorgebracht ‐ op een parkeerplaats in een gat in de Belgische Ardennen... De volgende dag de Franse Péage afgehobbeld tot Chalon‐sur‐Saone, waar we ook weer tussen de inboorlingen gekampeerd hebben, op loopafstand van bakker en restaurants. Om niet al teveel op te vallen moet je dan ook als lokalen dineren, dus dat werden escargots en jambes de grenouilles (niet‐vegetariërs mogen dat opzoeken...). De volgende dag weer doorgejekkerd richting Sète, waar we aan het strand hebben overnacht ‐ tussen zo'n 100 witte campers. Gelukkig de boel zodanig kunnen neerzetten dat we nog een klein beetje privacy hadden.
Zondagmiddag vertrekt de boot van Frankrijk naar Mroko, dus tot die tijd om te ontspannen, de tickets alvast halen, de auto bij de boot op de parkeerplaats achterlaten, en het stadje te verkennen. Niet zo heel veel soeps, behalve het restaurantje met schalen fruits de mèr waar je helemaal stil van wordt. Flesje druivensap erbij, de dag kan niet meer stuk. Aan het einde van de middag aan boord gegaan, en daar begint het avontuur... Op de parkeerplaats viel al op dat we met afstand de grootste waren, er was geen enkele andere vrachtwagen. Wel héél veel mercedessen, de meeste reeds belastingvrij. Een paar waren door creatieve daklading bijna even hoog als wij... Uiteindelijk mochten we als laatsten aan boord, en moesten er achteruit in. En als men niet aan de kant gaat, dan geeft 150db claxon een hele mooie echo in dat ruim. Vervolgens onze hut gevonden. Wij hadden, jawel, Suite 1. Qua ruimte fantasties, een riant tweepersoonsbed, grote bank, make‐uptafel voor Daan, en eigen badkamer. Dat kussens en matras van beton waren, de badkamer kennelijk was afgewerkt met zwarte kit, en de douchekop niet losgelaten kon worden kon de lol niet drukken. Zoals een echt cruiseschip betaamt hadden we een tafelschikking, en werden wij geboekt op de zitting van half acht. Dat was meteen het einde van alle élan: geen keus en matig eten, en geen wijn aan tafel. Dit laatste (en belangrijkste) heeft Daniële snel opgelost: De twee water/AA‐drink flesjes gevuld met rosé, en 's avonds op het vrijwel verlaten achterdek saampjes genieten van het weer, uitzicht op Spaanse of Balearische kusten, zonsondergangen en elkaar. Dat ontnam ook grotendeels de aandacht voor de in ieder geval aesthetische onderhouds‐achterstand van het schip. Vrijwel alles leek in de jaren vijftig voor het laatst schoongemaakt en vervangen te zijn...
Afrika! Het is dinsdagochtend 28 september 2011 en we rijden voor het eerst ‐ ooit, ever ‐ met onze eigen auto op dit continent. De gewaarwording dat Ngorongoro, Sossusvlei, Stellenbosch en de pyramiden op hetzelfde stukje grond liggen als waar we nu op rijden doet iets met je. Even buiten Nador getankt (70 ct/ltr, mwoehaaa!) en boodschappen gedaan, en op zoek gegaan naar een plekje om te nietsen en te overnachten. In een nietszeggend dorpje aan de kust gestaan, 's avonds controle van een driekoppige militaire afvaardiging, en heerlijk geslapen.
Update: vrijdagochtend 30 september.
Afgelopen woensdag zijn we vertrokken richting het zuiden. De wegen zijn goed, vrijwel overal ligt strak asfalt. We zijn tot net voorbij Missour gereden, en daar begonnen aan het eerste stuk buiten de gebaande paden, op zoek naar een plek om te overnachten. Zodra je de doorgaande hoofdweg verlaat, rij je ineens weer in de middeleeuwen: dorpjes met lemen huizen, waterputten, ezel in plaats van leasebak. En kuddes kinderen; donnez‐moi bonbon/stylo/monnaie/etc. hoor je steeds achter je aan. En jongetjes van een jaar of 8 die kennelijk al vroeg rijp zijn: ze staan met gespreide armen heupwiegend, of simpelweg uitgebreid zichzelf in het kruis tastend, naar je te schreeuwen. Buiten die dorpjes is het woestijn, met alleen hier en daar een kudde schapen en/of geiten en hun hoeder.
Het onweer heeft ons niet meer beziggehouden. De stilte en verlatenheid wel; we hebben allebei geen oog dichtgedaan en hebben vrijwel de hele nacht liggen waken. De volgende ochtend elkaar schaapachtig aangekeken: hier zullen we ook mee moeten leren omgaan, en is één van de vele stapjes die we moeten maken.
Donderdag 29 september: Tot aan Ben‐Tajite netjes het asfalt gevolgd. Daarna hebben we een stukje van 34 kilometer in een soort van rechte lijn de piste genomen. Niet echt een route om te verdwalen, want hij stond in de Garmin gewoon als "secundaire weg" aangemerkt. De route staat ook beschreven in het boek "Morocco Overland"; daarin werd aangegeven dat de route in een uurtje te doen was ‐ op een crossmotor bleek later. We worden al snel ingehaad door twee franse Landcruisers, die met schokbrekervernietigende snelheid voorbij stoven. Voor ons is de snelheid er snel uit, we halen gemiddeld waarschijnlijk net 10 km/h. Elke honderd meter moeten we een droge bedding oversteken, en af en toe zoeken naar de juiste route naar de overkant. De "op‐en afritten" van de wadi's kunnen erg stijl zijn, dus dat is soms spannend. Na een kleine 20 kilometer bereiken we een col en worden we getrakteerd op een onbeschrijflijk mooi uitzicht. Dat we de laatste paar honderd meter redelijk stijl omhoog gingen, en het campertje heen en weer denderde alsof het een kermisattractie was mocht de pret niet drukken. Maar dan nu de afdaling.... Stijl, smal, bergwand links en afgrond rechts, en de "weg" bestond uit alleen maar grote keien. Hoe de Landcruisers hier zonder schade doorheen zijn gekomen...? Maar uiteindelijk hebben we onze vuurproef doorstaan. Nog 10 kilometer doorgehobbeld en toen hadden we weer asfalt onder de bandjes, en een uurtje rijden verder stonden we midden in een oase: palmbomen, een rivierbronnetje, en veel vogelgekwetter. Het was dan ook een camping...
Update 2 oktober: Merzouga blijkt 'apart' ; veel hotels en campings, veel touristen die op een kameel een tochtje maken, en veel kinderen die fossielen aan je proberen te slijten. "Non Merci" (omdat ik geen troep wil kopen) resulteert van een maximaal 10‐jarig jochie in een hartelijk "Hufter!". Wie zegt dat ze in het buitenland geen nederlands spreken... 's Avonds vanaf het dak van de auto met verrekijker, camera en borrel de zonsondergang op de duinen van Erg Chebbi bekeken, en was erg mooi. De duinen werden steeds roder, en onze konen ook. De volgende ochtend het campertje voor het eerst duinzand laten voelen. Na een ochtendje in de woestijn weten we het zeker: ook een vrachtwagen is niet ongevoelig voor de juiste bandenspanning. Door lekker de vaart erin te houden kan je een boel ellende omzeilen, maar opeens moesten we toch echt stoppen. En we zaten meteen muurvast. Dus uitstappen ("toevallig" lag de bandenspanningsmeter al in de cabine voorhanden), en de bandenspanning ruim gehalveerd. Aangezien dat langer dan 10 seconden duurt, werden we rap omringd door puberale aspirant‐ANWB'ers, die niet verder kwamen dan te concluderen dat 1 van ons waarschijnlijk Mischa heet (zie deur van de camper). Een ander bood zichzelf als gids aan, hetgeen handig was geweest ware het niet dat hij niet dezelfde kant als wij op wilde gaan. Logischerwijs wilde ‐ toen we weer konden rijden ‐ eenieder van het toegestroomde publiek door ons gesponsord de rest van de week doorbrengen. Helaas voor hun viel dat moment samen met een voor ons beiden onverwacht edoch spontaan optredend onvermogen te communiceren met anderen, dus ging dat feest helaas niet door. 's Avonds geslapen bij Tinergehir, een stukje de Todra‐kloof ingereden en een mooi plekje gevonden.
Vandaag, 4 oktober, zijn we aanbeland in Zagora, belangrijk knooppunt voor verschillende pistenroutes. We kwamen een Frans echtpaar tegen die ons eerder (in Merzouga) probeerde te overhalen met hun de woestijn in te duiken. Met twee auto's is dat veiliger, plus hij vertrouwde zijn auto niet zo erg, en zat met zijn gezondheid. Dus of wij maar even wilde zorgen voor zijn veiligheid... Blij dat we dat niet gedaan hebben, vandaag hoorden we van ze dat ze in allerlei problemen beland zijn omdat ze in een onvoldoende terreinvaardige auto de woestijn ingereden zijn. Eigenlijk een wonder dat ze nog leven. Maar dat is ook voor ons een bevestiging; we nemen geen enkel risico, en rijden en slapen alleen daar waar we ons allebei senang voelen. Dus als de een het terrein te ruig vindt draaien we zonder morren om, en als de ander het te verlaten en alleen vindt rijden we door tot het eerstvolgende dorp en pakken daar een camping of parkeerplaats van hotel.
Update 6 oktober. Om van Zagora naar Foum Zguid te rijden (en iedereen weet hoe belangrijk die verbinding is) zijn er een aantal mogelijkheden. Je kan via asfalt, 200 kilometer omrijden, maar binnen 4 uur ben je klaar. Je kan via Erg Chegaga, erg populair bij duincrossers, maar we hebben nog niemand gevonden die met ons mee wilt rijden; voor ons is het nog geen optie om van alles en iedereen verlaten te woestijn in te duiken, dus deze keuze valt af. Even ten noorden van deze route ligt nog een mooie piste, maar die is erg rotsachtig, en daar hebben we even genoeg van. Dus resteert de N12, een belangrijke hoofdweg voor de regio. Als we de 120 kilometer lange weg oprijden, zijn we verbaasd: ten eerste omdat het erg glad asfalt is, dus hoezo piste? en ten tweede omdat de weg sterk afwijkt van de navigatiekaarten. Maar het gaat de goeie kant op, dus we zien wel. Even later verandert de weg naar een graveltrack, en je moet goed zoeken naar de snelheid waarop je het minste last van het wasbord hebt dat door moet gaan voor wegdek. Dit blijkt in ons geval overigens 70 km/h te zijn, dus het wordt een kort ritje. Tot halverwege.... Daar komen we ineens allerhande wegenbouw‐vrachtwagens en aanverwante apparatuur tegen. Natuurlijk is er geen enkele reden om de weg af te zetten, als je niet meer verder kunt rijden op de hoofdweg kijk je waar je van de weg afkunt en je zoekt een soort van parallel spoor. Als deze ook op is, rij je op de dichtsbijzijnde wegwerker af, en met handen en voeten wordt je op het juiste spoor gezet; in dit geval ook letterlijk. Het spoortje slingert door de woestijn en is soms zanderig, soms rotsachtig, maar altijd adembenemend mooie uitzichten om je heen. Dus dat we niet harder dan stapvoets kunnen nemen we maar weer op de koop toe. Elke paar honderd meter kruisen we een Oued ‐ droogliggende rivier ‐ en dat is af en toe wel spannend, maar meestal is de 4WD niet nodig; hetgeen overigens meer zegt over terreinvaardigheid van het campertje dan de ruigheid van het terrein. Na een kilometer of dertig van deze route is de weg er weer; hoewel mooi gravel, is hij nu een stuk ruiger, de juiste snelheid is niet te vinden, en de weg is om de haverklap weggespoeld. Het is onwerkelijk om te zien hoe dit land ‐ waarvan wij altijd dachten dat het kurkdroog was, het is immers een woestijn ‐ is getekend door watererosie. Werkelijk overal zie je sporen van recente overstromingen, zijn er stukken weg weggespoeld, zie je restanten van rivieren van honderden meters breed, en doorkruis je spontaan ineens diepe modderstromen. Uiteindelijk het asfalt weer bereikt, en een paar kilometer verderop lag Foum Zguid ‐ wie kent het niet....
Update 9 oktober: Marrakech! Vanuit Ait Ben Haddou een adembenemende route over het Hoge‐Atlasgebergte gereden. Slingerweggetjes, haarspeldbochten en uitzichten om nooit te vergeten. Af en toe kon je het Midden‐Atlasgebergte aan de overkant van de vallei zien; meer dan 80 km verderop! Na en volle dag rijden Marrakech bereikt, alwaar we de leuke slaapplaatsen voor het uitzoeken hebt ‐ niet dus. Zoals iedereen braaf gaan staan op Camping Relais de Marrakech. Eigenlijk best wel een leuke camping: zewmbad, restaurant en wifi, maar ook goed mensen kijken. Een grappige afwisseling tussen de Tupperware‐campers en veel te stoere 4x4 campers, die op een of andere manier ook niet bij elkaar kunnen staan. Overwegend Franse toeristen, die zich overigens als echte hufters gedragen. Vrijwel zonder uitzondering hebben deze figuren een onbedwingbare behoefte hun kaakspieren te bewegen, en zoveel mogelijk mensen hiervan deelgenoot te maken. Je zou bijna denken dat je in Beieren staat... Het plekje is echter prima, en geeft ons de kans om een paar dagen he‐le‐maal NIETS te doen. Maar die kans laten we deels schieten. Gisteren zijn we met de fiets naar de supermarkt geweest en moesten daarvoor over wat grotere wegen fietsen. Dit is hier normaal, je bent echt de enige fietser (of ezel‐met‐kar) niet, en het verkeer houdt goed rekening met je; maar het is wel wennen. Grote supermarkten bezoeken is trouwens ook weer wennen, dus we hebben eindelijk weer eens behoorlijk inkopen kunnen doen. Vanavond schijnt er een belangrijke Foebele‐wedstrijd te zijn (Mroko‐Tanzania), en de lokale Arena is hier natuurlijk tweehonderd meter vandaan. De hele dag is het normaliter uitgestorven paadje langs de camping het toneel van tiepiese foebele‐fans: uit het raam hangend, toeterend, en met de Mrokaanse vlag overal zichtbaar, realiseren wij ons dat we als twee zuurpruimen mismoedig naar al die herrieschoppende pleziermakers kijken. Schandalig, werkelijk waar! Enniewee, Daan vermand zich en is zich voorbereidende op de komende paar dagen Marrakech, en Mies maakt elk half uur een plons in het zwembad en doet verwoede pogingen om op een groot rood dik ding te lijken ‐ hetgeen overigens redelijk goed lukt.
Update 16‐10. De 2 dagen voordat Jacq kwam zijn we de stad en de souks ingeweest. Wat is dit een geweldig dorp! Behalve op de echt heel erg toeristische plaatsen wordt je veelal met rust gelaten, en je kan zorgeloos door de stad banjeren. Het ene moment loop je in de souks met toeristische meuk, even later sta je midden in een kippenslachterij. De ene steeg is superdruk, de andere volledig verlaten, maar je voelt je nergens ongemakkelijk. Behalve als je mensen gaat fotograferen ‐ daar zijn ze hier kennelijk allergisch voor. Dus lange lens gebruiken, of anders maar niet. 's Avonds hebben we gegeten op het Jmaa el Fnaa‐plein‐ het is dan voor ons zaak om te kijken waar het het drukst is, en de meeste lokalen zitten. Dan weet je tenminste redelijk zeker dat de etenswaar vers is, en hoef je je minder zorgen te maken over de Immodium‐voorraad.
Woensdag 12 oktober is Jacq dan eindelijk bij ons. We hebben voor het gemak maar de taxi naar de luchthaven genomen, en hebben besloten het campertje op de luchthaven te laten staan. De parkeerplaatsen in de stad bleken niet geschikt; bovendien vonden ze om een of andere reden ons campertje te groot; bizar... Het weerzien met Jacq was erg leuk, en we zijn weer een taxi ingesprongen naar een Riad in de Medina. De Riad (b&b) lag redelijk achteraf in een steegje achter de souks, maar was snel gevonden; en erg leuk bovendien. Schoon, sfeervol, mooie kamer en stortdouche in de badkamer! Mischa en Daniele lieten zich meteen verleiden tot een lange, lange douche, zonder zich druk hoeven te maken over de hoeveelheid water in de tanks! De rest van de avond hebben we met zijn drietjes over de souks gebanjerd, en weer op het plein gegeten. De volgende ochtend ontbijt op het dakterras en daarna inpakken en wegwezen; met de taxi terug naar het campertje!
Update 22 oktober: Soets! Afgelopen donderdag vanuit Salamanca zonder enige vermeldingswaardigheden naar Bordeaux gereden. Vrijdag vanuit Bordeaux naar Soest. Dat was wel een beetje lange rit ‐ om 08:30 in het donker (!) en 5 graden (!!!) weggereden; rond 13:30 waren we in Le Mans, alwaar we de Sjampoppelvooraad van de lokale Auchan geplunderd hebben, en om 15:30 waren we weer op de Autoroute ‐ péage, welteverstaan. Rond 17:30 passeerden we sluiks Rouen, alwaar de overnachting geplanned was. Maar we waren het er beiden overeens: doorrijden zolang dit veilig en zonder knikkebollen van tenminste de chauffeur kan. Dus tegen 01:00 reden we het plein naast het postkantoor op, en was de reis ten einde.
Terugblik: Na 6793 kilometer rijden en 1941 liter diesel verbranden zijn we weer een aantal ervaringen rijker, en illusies armer. Het meest vers in de memorie: Ophouden met ontwikkelingshulp aan België! Dat corrupte derdewereldland heeft kennelijk veel gedaan met ons geld, maar een behoorlijk wegennet bouwen is in ieder geval niet gelukt. Wat in Marokko moet doorgaan voor 'zware piste' noemen onze zuiderburen zonder enige schroom de E17. Dit heeft alle verwachtingen van slechte wegen in Afrika overtroffen: keurig geordende gaten die middels willekeurig geplaatste stukjes aftands asfalt 'de weg' moeten voorstellen. Zo, dat lucht op.
Maar over de reis: Wat een verschikkelijk mooi land. We zijn 3 volle weken in het land geweest, en dat was niet genoeg. Eerlijk gezegd vond ik het even lang genoeg maar zou ‐ bij wijze van uitzondering ‐ nog wel een keer terug willen keren naar dit land. We hebben nu vooral het oosten gezien, en het was fantasties om te zien hoe men hier leefde, en hoe vriendelijk en gastvrij de mensen zijn. We hebben niet de ontzettend stoeren offroadritten gemaakt die we hadden willen maken, maar we vonden het niet verantwoordelijk om deze, met ons gebrek aan relevante ervaring, op ons uppie te doen; en medereizigers hebben we niet gevonden. Dat was overigens een tegenvaller: het gebrek aan mede‐overlanders. We hebben misschien 4 campers uit onze categorie gezien, en met 2 daarvan 10 minuten gesproken. Verder was het kennelijk het verkeerde seizoen.
We hebben wel leren omgaan met de camper als huis: je vindt steeds beter je weg, taakverdeling, en je eigen ding ‐ het voelt gewoon goed, en dat vonden we belangrijk. Doorslaggevend was ‐ achteraf ‐ dat we beiden zonder blikken of blozen door waren gegaan naar Mali, Mauretanië, Senegal en wie weet waarheen dan verder; familie, huis en werkgever waren de drempel, wijzelf niet meer. Nu de auto terug naar Twiga voor wat aanpassingen, dan zijn we ‐ qua vervoer ‐ weer klaar voor de volgende reis!
